Jeanette
Onderweg werd ik pelgrim
Voor de camino
Het voorjaarszonnetje probeert door de wolken heen te breken.
Ik trek mijn schoenen aan voor een wekelijkse zondagmiddag wandeling. Over het smalle pad langs het kanaal, met in de verte de skyline van de stad. De krokusjes en narcisjes bloeien in het gras langs het pad dat ik volg. Hoog in de bomen zijn de vogels nesten aan het bouwen.
In mijn hoofd ben ik druk met van alles bezig, maar niet met het pad waarover ik wandel. Op deze zondagmiddag neemt mijn gedachte bezit van me en van al het moois dat er op mijn pad te zien is, krijg ik niets bewust mee. Ik zie het wel, maar ik zie het ook niet.
Tijdens de camino
Samen met mijn man ga ik als beginnende afstandswandelaar voor langere tijd met de rugzak op pad. Ons doel is Santiago de Compostela. Zoals veel beginnelingen nemen ook wij te veel mee in de rugzak, waarvan we denken dat onderweg misschien wel nodig te hebben.
We zijn nog maar net in België als we de eerste overbodige kleding-stukken al terugsturen naar huis en de te zware rugzak lichter maken.
Hoe minder hoe beter.
Na enkele weken wandelen
De eerste tijd is het, ondanks het vele trainen, onwennig om dag in dag uit op pad te zijn. Overnachtingen te moeten regelen in een vreemde taal die we slechts matig beheersen. We moeten leren omgaan met teleurstelling als het niet lukt om een bed te regelen en we onze planning moeten aanpassen. ‘Is dit nu pelgrim-zijn?’, en tegelijkertijd vragen we ons af ‘wat is pelgrim-zijn?’.
Als we een paar weken onderweg zijn, de rugzak inmiddels merkbaar lichter is, ons lichaam gewend aan de dagelijkse kilometers lopen, beseffen we dat we langzaam aan en ongemerkt verandert zijn. Aan thuis denken we niet meer, dat lijkt langgeleden en vooral heel ver weg. De camino is ons thuis geworden. Onze planning hebben we losgelaten en dat geeft een groot gevoel van vrijheid. Santiago de Compostela is geen doel meer, het belangrijkste is dat we onderweg, op pad zijn. We voelen ons vrij en genieten van iedere stap die we zetten, zelfs als het regent.
We leren de wonderschone natuur om ons heen te zien en te ervaren. De talloze kleuren van het bos, de vele graan- en koolzaadvelden, fleurig geurende bloemen. De opgewekt klinkende Koekoek gaat ons dag in dag uit voor op het pad dat wij gaan. Reeën springen over ons pad, de koeien in de wei staren ons aan en grote gieren vliegen vlak boven ons. Nooit eerder waren we zo verbonden en voelden we ons zo één met de natuur, als nu.
Onderweg hebben we veel mooie, soms ontroerende ontmoetingen en gesprekken. Dikke knuffels met andere pelgrims en met sommige pelgrims ontstaat een mooie vriendschap voor het leven. We ervaren wederzijds respect, bemoediging, we lachen en huilen met elkaar. Hier op de camino zijn we gelijk, ongeacht achtergrond of levensovertuiging.
Wij kijken elkaar aan en voelen allebei hetzelfde, dít betekent voor ons ‘pelgrim-zijn’. Een paar weken terug waren we nog wandelaar, maar onderweg zijn we pelgrim geworden en voelen we ons pelgrim.
Nu
Over het houten bruggetje loop ik ons dorp uit. Voor me zie ik de reeën, zoals zo vaak, in het weiland staan. Altijd sta ik even stil, neem ik de dieren in me op. Geniet ik van hun aanwezigheid. Ganzen zijn neergestreken in het groen rond de waterplas waar de zwanen baltsend zwemmen en ooievaars zitten samen op hun nest. De bomen en struiken zie ik iedere keer weer groener worden. Narcissen en krokusjes bloeien langs de rand van mijn pad. Al talloze keren liep ik ditzelfde pad en keer op keer zie, ervaar en ruik ik de natuur, waar ik mij tijdens de camino zo mee verbonden ben gaan voelen.
Ik groet voorbijgangers, zoals bij ons op het platteland gebruikelijk is. En ik heb een kort maar mooi gesprek met een wandelaar, die net als mij geniet van de ontluikende natuur. Gewoon in de ‘achtertuin’ van mijn dorp, ook daar voel ik mij pelgrim.